
Er is een stille taal die sommigen van ons spreken zonder het ooit geleerd te hebben. Een taal die resoneert in de diepste lagen van ons wezen. Het is de taal van voelen, van aanvoelen, van alles absorberen als een spons in een oceaan van indrukken. Voor degenen die zich altijd al anders hebben gevoeld, voor wie de wereld soms te hard, te luid of te veel is, kan hooggevoeligheid een begrip zijn dat eindelijk een naam geeft aan dat ongrijpbare gevoel. Maar wat als die gevoeligheid niet alleen een karaktertrek is? Wat als het een respons is, een overlevingsmechanisme dat is geworteld in oude pijn?
Hooggevoeligheid en trauma zijn als twee verweven draden in het weefsel van onze ervaring. Voor velen die zichzelf als hooggevoelig beschouwen, begon deze scherpzinnigheid in een omgeving waarin alert zijn noodzakelijk was. Misschien was er een huis waarin stilte onvoorspelbaarheid betekende, waarin de sfeer in een kamer kon veranderen in een fractie van een seconde. Waarin de blik in iemands ogen of de spanning in een schouder al genoeg was om te weten wat de volgende momenten zouden brengen. Dit is hoe het zenuwstelsel leert om alles op te pikken, om de kleinste details waar te nemen, omdat het een kwestie van veiligheid werd.
Wanneer je als kind leert dat je alleen veilig bent als je de stemming van anderen kunt voorspellen, ontwikkel je een hyperbewustzijn. Je voelt alles. De onuitgesproken woorden, de trillingen in een ruimte, de emoties die iemand misschien zelf nog niet eens heeft erkend. Je leert om het onzichtbare te lezen alsof het geschreven woorden zijn. Dit lijkt misschien een gave – en dat is het ook, op een bepaalde manier – maar het is ook een last. Want wanneer je voortdurend gefocust bent op de ander, verlies je jezelf. Je weet hoe iemand anders zich voelt, maar kun je je eigen gevoelens nog onderscheiden? Je hoort de fluisteringen van andermans emoties, maar kun je je eigen stem nog vinden?
Hooggevoeligheid als traumarespons betekent dat je zenuwstelsel in een staat van verhoogde waakzaamheid verkeert. Dit betekent dat je niet alleen de mooie dingen intenser voelt – de muziek die je tot tranen roert, de zonsondergang die je ziel verwarmt – maar ook de minder mooie dingen. Geluiden kunnen overweldigend zijn, sociale interacties kunnen vermoeiend zijn, en onverwachte veranderingen kunnen je volledig uit balans brengen. Want diep van binnen is er een deel van jou dat altijd klaarstaat, altijd op de uitkijk, altijd bezig met scannen: is het veilig?
Het mooie en tegelijkertijd pijnlijke aan deze ervaring is dat het niet iets is waar je zomaar uit kunt stappen. Je kunt jezelf niet plotseling minder voelen, minder waarnemen, minder absorberen. Maar wat je wél kunt doen, is jezelf begrijpen. Zien waar deze gevoeligheid vandaan komt. Begrijpen dat het niet alleen een persoonlijkheidskenmerk is, maar een manier waarop je hebt geleerd om je staande te houden in een wereld die niet altijd zacht was voor jou. En dan, langzaam, met compassie en geduld, kun je jezelf toestaan om een andere manier van zijn te verkennen. Een manier waarin jij niet alleen de emoties van anderen draagt, maar ook je eigen grenzen voelt. Waarin je niet alleen luistert naar de wereld om je heen, maar ook naar de stem die diep in jou leeft.
De reis van een hooggevoelig persoon die zich bewust wordt van zijn of haar trauma is geen gemakkelijke. Het vraagt moed om stil te staan bij de oorsprong van je gevoeligheid, om te rouwen om wat je niet hebt gekregen en om te kiezen voor wat je wél nodig hebt. Maar in die reis ligt bevrijding. In die reis ligt de mogelijkheid om je sensitiviteit niet langer te zien als een last, maar als een kracht. Niet als iets dat je gevangenhoudt in overprikkeling, maar als iets dat je verbindt met het diepste van het leven.
En misschien, als je met zachtheid naar jezelf kijkt, zul je zien dat je niet gebroken bent, maar gevormd. Niet te gevoelig, maar precies zoals je moest zijn. Niet iemand die 'te veel voelt', maar iemand die diep leeft. En dat is misschien wel het mooiste geschenk van allemaal.