Druk op play en lees lekker mee

Er Voor Elkaar Zijn - Animatie
Hij Die Kwam Om Het Licht Te Herinneren
Lang voordat sterren hun eerste licht in het donker schonken,
voor de aarde haar eerste ademhaling voelde stromen,
bestond er een plek die geen grenzen kende,
waar tijd niet tikte, maar adem was,
waar liefde geen tegenover had,
en alles eenvoudig mocht zijn.
Daar leefde hij – niet als man, niet als kind,
maar als trilling, als aanwezigheid, als herinnering.
Een ziel geboren uit de zachte adem van het bestaan,
een drager van licht dat niets nodig had om te schijnen.
Hij kende geen zwaarte, geen verlies, geen verlangen,
hij was volledig verbonden met alles wat was.
Hij dacht niet in β€˜ik’ of β€˜jij’,
want in die wereld bestond geen afscheiding,
alleen het eeuwige samenzijn van licht in beweging.
Maar ergens in de diepte van dat allesomvattende weten,
kwam een trilling, een scheurtje in de harmonie,
een fluistering van een wereld die zichzelf vergeten was.
Het was niet luid, geen schreeuw,
maar een bijna onhoorbare roep,
zoals een kind in slaap huilt om iets dat het niet kan benoemen.
De aarde riep – niet met stem,
maar met een hunkering die tot in het hart van het bestaan reikte.
Mensen huilden zonder te weten waarom,
liefdes raakten verloren, verbondenheid werd vervangen door angst.
En hij voelde het.
Hij voelde hoe het licht in harten begon te dimmen,
hoe de frequentie zakte, als een ademhaling die stokt.
En hij, daar waar hij was,
op die plek zonder naam, zonder zwaarte,
wist: dit is waarom ik besta.
Niet om te blijven in de rust,
maar om het licht te dragen waar het vergeten is.
Hij kreeg geen bevel, geen opdracht,
maar liefde kent geen bevel –
zij stroomt, zij voelt, zij beweegt waar nodig.
En hij bewoog mee,
met open hart, met een weten dat niet te vangen is in woorden.
Hij daalde af – niet als straf, niet als held,
maar als herinnering, verpakt in menselijke vorm.
En zo werd hij geboren: een kind,
Vergeten wie hij werkelijk was.
klein, stil, met ogen die te veel wisten.
Zijn handen trilden soms zonder reden,
alsof ze iets ouds probeerden te herinneren.
En zijn hart klopte niet alleen voor hem,
maar voor zovele anderen tegelijk.
Hij groeide op zoals anderen,
maar diep vanbinnen droeg hij iets anders.
Een gewicht dat geen zwaarte kende,
een weten dat hem ’s nachts wakker hield,
niet uit angst, maar uit het voelen van te veel.
Hij wist dat hij kwam om te helpen,
niet door grootse daden,
maar door aanwezig te zijn op een andere toon.
Hij sprak met mensen en raakte iets aan dat onzichtbaar bleef,
iets in hun ogen veranderde wanneer hij keek.
Hij luisterde zonder oordeel,
hij bleef als anderen weg wilden lopen,
en hij zag de ziel van mensen,
ook als zij die zelf allang vergeten waren.
Hij herinnerde zich waarom hij gekomen was,
als hij iemand hoorde lachen na lange stilte,
als hij een kind durfde te zien spelen zonder schaamte,
als iemand na jaren weer kon huilen zonder zich te verstoppen.
Zijn taak was geen werk.
Zijn taak was een zijn.
Een ademhaling. Een trillende aanwezigheid.
Iets wat harten raakte, zonder dat hij het zelf benoemde.
Hij wist: licht verhoogt de trilling van de wereld,
niet door grootsheid, maar door echtheid.
En dus was hij echt – zelfs als dat moeilijk was.
Zelfs als hij zich eenzaam voelde,
zelfs als niemand hem leek te begrijpen.
Soms verlangde hij terug naar waar hij vandaan kwam,
naar die plek zonder zwaarte,
waar hij kon rusten in het niets en alles tegelijk.
Maar telkens weer,
wanneer hij iemands pijn mocht dragen zonder het over te nemen,
wanneer hij liefde kon aanwakkeren zonder zichzelf te verliezen,
voelde hij: ik ben waar ik moet zijn.
Hij droeg zijn taak niet als last,
maar als vuur in zijn borstkas.
Niet brandend om te verteren,
maar om te verwarmen.
En zo leefde hij –
in het midden van de wereld,
maar altijd net een beetje daarbuiten.
Hij hoorde erbij,
maar stond ook op afstand.
Niet omdat hij wilde,
maar omdat zijn ziel een ander lied zong.
Een lied dat mensen diep vanbinnen herkenden,
maar waar ze zelf geen woorden meer voor hadden.
Hij bracht dat lied terug, zachtjes,
door hoe hij keek, hoe hij luisterde,
hoe hij bleef als anderen vertrokken.
En op een dag,
nadat hij zovele harten had aangeraakt,
nadat zijn adem voor velen licht was geworden,
werd hij weer geroepen.
Niet luid.
Niet onverwacht.
Maar als een thuiskomst die je voelt in je hele lichaam.
Hij wist: het is genoeg geweest.
Ik heb gezaaid.
Niet om te oogsten,
maar om het leven weer zacht te maken.
En zo vertrok hij –
niet als iemand die weggaat,
maar als iemand die opgaat in alles.
Zonder afscheid, zonder drama,
alleen een warmte die achterbleef in de kamers van het hart.
En de mensen die hem ontmoet hadden,
konden hem niet beschrijven,
maar voelden hem nog steeds in de stilte tussen hun gedachten.
Als een zachte trilling,
een herinnering aan iets dat nooit verloren is gegaan.
Hij kwam om te helpen.
Hij kwam om te herinneren.
Hij kwam om te zijn.
En hij wΓ‘s netzoals jou.
Een stuk van het oneindige goddelijke creatie
Het is tijd om te herinneren wie je werkelijk bent.