Druk op play en lees lekker mee
Wanneer we wakker worden met het zachte licht van de ochtend op ons gezicht,
is het alsof de dag zich voorzichtig uitstrekt,
alsof ze zegt: "Rustig aan, ik ben er al, en ik heb geen haast."
De dekens voelen nog warm, de wereld nog stil,
en zelfs de vogels lijken hun gezang te fluisteren in plaats van te roepen.
We rekken ons uit, geeuwen misschien een keer,
en ergens in de keuken ruikt het al naar versgebakken brood of koffie,
of naar de geur van iets eenvoudigs dat ons herinnert aan thuis.
Een geur die ons even terugbrengt naar de zondagochtenden van vroeger,
toen alles nog vanzelfsprekend leek β
en misschien is het dat nog steeds,
als we de tijd nemen om het te voelen.
De dag begint langzaam, zoals alle mooie dingen doen.
We stappen naar buiten, slippers aan,
en het gras is nog een beetje nat van de dauw.
De lucht is lichtblauw, met van die vriendelijke wolkjes
die eruitzien alsof ze verhalen dragen,
en misschien doen ze dat ook.
Op de hoek van de straat zwaait de buurvrouw,
met haar hondje dat altijd te enthousiast blaft,
maar vandaag, vandaag springt hij gewoon blij in het rond,
alsof ook hij voelt dat dit zoβn dag is β
zoβn dag waarop alles licht aanvoelt.
We wandelen, zonder doel,
langs bloemen die hun kopjes oprichten naar de zon,
langs een boom waar een kind een slinger aan heeft gehangen,
en langs een bankje waar twee oude vrienden zitten te lachen
om grappen die ze al vijftig keer hebben verteld.
We glimlachen terug β misschien zelfs hardop β
want hun vreugde is aanstekelijk,
en hun lach is als een warm dekentje
dat om ons heen valt zonder dat we het doorhebben.
Later drinken we iets in een klein cafΓ©,
waar de stoelen allemaal net een beetje scheef staan,
en waar de serveerster een bloem in haar haar draagt
en ons vraagt hoe onze dag is,
en we antwoorden βgeweldigβ,
omdat het dat ook Γ©cht is.
We ontmoeten een kat op straat,
zoβn kat die doet alsof jij er niet toe doet,
maar dan toch even blijft zitten,
alsof hij wil zeggen: βJe bent goed gezelschap.β
En dat zijn we ook, vandaag β voor de wereld, voor elkaar, voor onszelf.
Tegen de middag begint er muziek te klinken vanuit een park,
een bandje dat speelt zonder publiek,
maar wel met hart en ziel,
en de noten dansen in de lucht
zoals bladeren op een briesje.
Mensen blijven staan, knikken op het ritme,
sommigen dansen, anderen wiegen zachtjes,
en voor een moment zijn we allemaal verbonden
in iets dat groter is dan wij β
en toch zo klein als een liedje.
We eten ijs β natuurlijk,
met van die veel te grote bollen die beginnen te smelten
voor we eraan toe zijn.
We lachen, proberen het bij te houden,
en geven uiteindelijk de helft op aan de zon.
Tegen de avond zakt de zon traag achter de daken,
en kleuren de straten goud en roze,
alsof iemand met een penseel alles even heeft aangeraakt
met zachtheid.
We zitten op een stoep, op een deken in het park,
of op het balkon β
en we kijken,
en we ademen,
en we denken aan niets.
Of aan alles tegelijk.
Misschien horen we een uil roepen in de verte,
of een kind dat nog even roept naar de maan.
Misschien voelen we onze ogen zwaar worden,
niet van moeheid,
maar van tevredenheid.
En als de nacht valt, langzaam, zoals zij dat alleen kan,
staren we omhoog naar de sterren β
en plots lijkt het alsof ze met ons lachen.
Alsof ze weten hoe mooi deze dag was,
hoe licht ons hart is,
hoe vol onze ziel.
We fluisteren nog één keer,
met een glimlach die vanbinnen blijft hangen:
"Wat was het fijn vandaag.
Meer van dit. Meer van dit leven."
En dan⦠slapen we in,
in de armen van de nacht,
met dromen die zachtjes verdergaan waar de dag eindigde.