Er was eens een man, genaamd Eryx, die leefde in een klein dorpje omringd door bergen en bossen. Sinds zijn jeugd voelde hij zich anders dan de anderen. Terwijl zijn dorpsgenoten hun dagen vulden met de alledaagse zorgen van het levenβde oogst, de handel, het huishoudenβvoelde Eryx zich aangetrokken tot de stilte van de natuur, de diepe mysteries van de wereld en het onuitgesproken verlangen naar waarheid. In de vroege ochtenden, voordat de zon de horizon beroerde, trok Eryx het bos in. Zijn hart was gevuld met vragen die niet te beantwoorden waren, en zijn geest was gevuld met verlangens die niet bevredigd konden worden. Hij voelde zich vaak gevangen tussen de schaduwen van de dingen, als een man die naar de maan keek, maar haar niet kon aanraken. De mensen van het dorp zagen hem als een vreemd figuur, een dromer, iemand die in zijn eigen gedachten verloren was. Ze begrepen zijn diepe verlangen niet en beschouwden hem als een mysticus die niet echt deel uitmaakte van hun wereld.